Vaak gestelde vragen over permacultuur, en vaak misbegrepen zaken.
-
Permacultuur heeft door de jaren heen vele betekenissen gekregen. De term werd oorspronkelijk bedacht door de Australische ecoloog en bioloog Bill Mollison en zijn student David Holmgren. Samen legden zij de fundamenten voor een duurzaam alternatief op de industriële monocultuurlandbouw.
Hun werk werd sterk beïnvloed door Masanobu Fukuoka uit Japan, een pionier in natuurlijke landbouw. Met nadruk op minimale ecologische impact ontwikkelde Fukuoka een systeem gebaseerd op niet-spitten, geen pesticiden, geen onkruidbestrijding en geen kunstmest. Zijn filosofie: de natuur floreert het best wanneer de mens haar niet tracht te beheersen, maar leert samenwerken met haar ritme.
Permacultuur is in essentie een ethische levenshouding. In plaats van de natuur uit te putten, stelt ze een manier van samenleven voor — een vorm van landbouw en leven die gestoeld is op samenwerking, wederkerigheid en respect.
Waar klassieke industriële landbouw vooral ‘neemt’ en uitgeputte bodems achterlaat, zoekt permacultuur het evenwicht tussen geven, nemen en — vooral — laten. Want wie meer geeft aan de natuur, krijgt op lange termijn ook meer terug.
Met het bos als model, waarin alle organismen in onderlinge verbondenheid leven, is permacultuur uiteindelijk meer dan een techniek: het is een levensvisie. Een uitnodiging tot reflectie over wie we zijn als mens, hoe we omgaan met de Aarde, en hoe we opnieuw kunnen leren delen met elkaar.
De boom is misschien wel de puurste manifestatie van permacultuur: traag, duurzaam, voedend en verbonden. Hij geeft meer dan hij neemt, bouwt bodem op, schept leven om zich heen, en doet dat in samenwerking met het groter geheel. Een boom onderhoudt zichzelf, leeft langdurig, bouwt bodem op, en schept voorwaarden voor andere levensvormen — zonder voortdurende input van buitenaf.
-
Mulchen is de meest fundamentele en tegelijk eenvoudigste principes van een gezonde moestuin. Mulchen betekent: de bodem bedekken met organisch materiaal — zoals houtsnippers, gras, bladeren, snoeiafval of zelfs dennennaalden.
Deze bovenlaag doet meer dan alleen het vasthouden van vocht. Naarmate het materiaal afbreekt, voeden insecten, schimmels en micro-organismen zich ermee, en komen er geleidelijk voedingsstoffen vrij die beschikbaar worden voor de planten.
Micro-organismen en bacteriën kun je vergelijken met kleine visjes: ze hebben water nodig om te overleven en zich voort te bewegen. Water is dus niet zomaar ‘bevloeiing’ — het is een drager van leven en nutriënten.
Vanuit dat perspectief klopt de klassieke stelling niet dat we “planten water geven”. In werkelijkheid moeten we de bodem en de mulchlaag bevochtigen. Het is een bodemhabitat dat we levend moeten houden.
Wanneer je deze nuance eenmaal begrijpt, zal ook je manier van water geven veranderen.
-
Net hetzelfde als hier boven, we geven de planten geen voeding, maar het is de bodem die we moeten voeden, en meer bepaald het bodemleven. Planten kunnen geen humus verteren, het zijn de micro-organismen die dat doen. Op hun beurt creëren ze meststoffen die wel beschikbaar zijn voor plantenwortels. Chemische voeding slaat deze stap over. Je moet het zien als snelle suikers die ons een kortstondige boost geven, maar trage suikers of complexe koolhydraten (vezelrijke voeding) geven ons meer stabiele energie. En is dus duurzamer.
-
Een eeuwenoude methode waarbij organisch materiaal anaeroob fermenteert in water. We hebben zelf deze werkwijze een tijdlang gevolgd, vooral tijdens onze toepassing van de JADAM-methode. Sinds enkele jaren zijn we er echter mee gestopt, overtuigd dat een jaarlijkse laag kwaliteitscompost en mulchlaag ruimschoots volstaat voor gezonde groei en sterke resultaten.
-
In onze zoektocht naar een duurzamer leven volstaat het vandaag niet meer om louter biologisch te consumeren of tuinieren. De term “bio” is doorheen de jaren sterk gecommercialiseerd en uitgehold door beleid en industrie. Wat ooit begon als een alternatief voor industriële landbouw, is nu vaak een marktlabel geworden dat lang niet altijd garant staat voor ecologische integriteit.
Het fundamentele verschil tussen biologische landbouw en een permacultuurvisie zit in het zelfvoorzienende karakter. Waar de biologische sector vaak nog leunt op gecertificeerde, maar aangekochte producten — zoals biologische meststoffen — streeft permacultuur naar een gesloten kringloop en lokale veerkracht.
Ook wij hebben dat pad bewandeld: van zeewierextracten en bodemverbeteraars tot allerlei mycorrhiza-poeders. Maar inmiddels hebben we die externe inputs achter ons gelaten. Met enkel compost, mulch en biodiversiteit doet de bodem zélf het werk. De resultaten spreken voor zich: gezonde planten, robuuste groei en een bodem die jaar na jaar rijker wordt.
Permacultuur gaat niet over "wat mag ik kopen dat wél toegelaten is?", maar eerder over wat kan ik laten, en wat kan ik lokaal opbouwen. Minder afhankelijkheid, meer samenwerking met het systeem.
-
Onze permacultuur avontuur begon in een kleine stadstuin. Juist in kleine tuinen komt het principe van kringloop en bodemzorg optimaal tot zijn recht. Een klein volume betekent overzicht, controle en minder verlies. Een wormenbak, wat bladeren als mulch, een composthoop of -vat en slimme plantcombinaties brengen je al heel ver.
-
Een permacultuurtuin kan heel ordelijk en uitnodigend aanvoelen — zelfs elegant — zolang het ontwerp de natuurlijke processen en samenwerkingen respecteert. De gedachte dat een permacultuurtuin per se wild of rommelig moet zijn, is een hardnekkig misverstand.
Permacultuur gaat in essentie over ontwerpen met de natuur, niet tegen haar. En dat ontwerp kan gerust esthetisch, overzichtelijk en gebruiksvriendelijk zijn, met:
duidelijke paden en zones
een centraal rustpunt of zithoek
open ruimte voor spelende kinderen
eetbare borders die ook mooi bloeien
verhoogde bakken met een duidelijke vormgeving
natuurlijke afscheidingen met wilgentakken, hagen of houtwanden.
Je maakt dus geen compromis tussen mens en natuur — je integreert ze juist. En als mens wordt je net een deel van dat ecosysteem.
-
Permacultuur stelt geen grens tussen hier en daar, maar tussen herstellend en uitputtend. Je tuin hoeft niet inheems te zijn om ecologisch te zijn. Ze moet gewoon in balans zijn — net zoals jij dat zoekt.
Het idee dat alleen inheemse soorten “goed” zijn, is begrijpelijk in natuurbeheer, waar kwetsbare ecosystemen beschermd worden. Maar in een ecologisch beheerde tuin of voedselbos draait het om balans en functionaliteit.
Exoten kunnen:
een voedselbron zijn voor mens en dier in tijden dat er weinig anders rijpt.
nectar, stuifmeel en schaduw bieden net als inheemse soorten.
de diversiteit van je tuin verrijken— en dus de veerkracht van het systeem.
eender welke boom is een habitat, zet koolstof om in zuurstof en verbetert de bodem.
Zolang een plant niet invasief is, is er geen ecologisch probleem met het gebruik van exotische soorten. Zeker niet in een omsloten of beheerd systeem zoals een bostuin of permacultuurtuin.
In het licht van de klimaatverandering — met langere droogteperiodes, hetere zomers, intensere regenbuien, lange natte periodes — wordt het steeds belangrijker om te kijken naar de veerkracht en klimaataanpassing van planten- en diersoorten, eerder dan enkel naar hun herkomst. Wij verwelkomen bijvoorbeeld al enkele jaren de kolibrievlinder die steeds komt smullen van de pindakaasboom, beiden soorten die hier niet thuis horen. Maar door onze klimaatverandering zien we de kolibrievlinder meer en meer, in wezen een slecht teken, maar anderzijds toont het het aanpassingsvermogen aan van de natuur.
Nuttige, beheersbare exoten kunnen net helpen om systemen robuuster te maken.
Daarom stelt permacultuur de vraag niet: “Waar komt deze soort vandaan?”, maar:
“Wat is de meerwaarde van deze soort in het systeem, en waarom is het hier?”In een veranderend klimaat moeten we adaptief en intelligent ontwerpen. Niet met een romantische blik naar het verleden, maar met een ethisch en ecologisch kompas voor de toekomst. Denk in lagen en functies, niet in nationaliteiten van planten.
-
Dat horen we vaak. Maar niets is minder waar.
Permacultuur is geen vast recept, maar een manier van denken en ontwerpen, aangepast aan je plek. En een terras, koer of balkon biedt net een heel boeiende uitdaging: hoe maak je een levend systeem op dode grond? Door te bouwen met bakken, potten en lagen, en door het bodemleven boven de grond op te wekken. Een geëvolueerde vorm van hügelcultuur kan hier wel interessant zijn.
Zelfvoorzienend leven begint niet bij een hectare grond, maar bij de vraag: wat kan ik hier en nu, op mijn plek, in gang zetten?
Een terras vol eetbare planten, wilde bloemen, en leven in plantenbakken is zeker een beter alternatief.
-
Dat is een veelgehoorde misvatting, maar permacultuur staat eigenlijk net dichter bij de mens dan de klassieke tuinbouw. Het gaat niet over het ‘perfect’ kweken van planten, maar over leren kijken naar natuurlijke processen, vertrouwen op samenwerking en bouwen aan veerkrachtige systemen — met of zonder groene vingers.
Permacultuur werkt mét de natuur, niet tegen haar. Je hoeft dus geen controlefreak te zijn of elke plant ‘op tijd’ te snoeien, bemesten of behandelen. Je leert net observeren en loslaten. Minder werk, meer inzicht.
Je bouwt systemen, en niet per se kunstwerken. In plaats van elk plantje afzonderlijk te verzorgen, richt je je op het grotere geheel: gezonde bodem, juiste plantcombinaties en wateropvang.
Iedereen kan leren tuinieren. Het is geen aangeboren talent, maar een vaardigheid die je al doende opbouwt. Net omdat permacultuur uitgaat van kleine observaties, eenvoudige acties, en natuurlijke patronen, is het vaak een véél zachtere weg voor beginnende tuiniers dan de perfectionistische eisen van de klassieke moestuinboeken.
Geen groene vingers? Dan ben je misschien net de ideale persoon om op een natuurlijke manier te leren samenwerken met het leven om je heen. Je hoeft geen tuinman te zijn — wel een leerling van de natuur.
-
Permacultuur draait om samenwerking met natuurlijke systemen, kringlopen, hergebruik, en lokale overvloed. Daar waar de klassieke siertuin of moestuin vaak afhankelijk is van aankopen (plantgoed, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, bodemverbeteraars, tuinmachines, …), legt permacultuur net de nadruk op zelfvoorziening, lokale bronnen, recycleren en lage input met hoge veerkracht.
Planten zijn niet noodzakelijk duur, als je zelf zaait, stekt, ruilt… In een permacultuurtuin werken we met meerjarige, zelfuitzaaiende en zichzelf verspreidende planten. Denk aan: Oost-Indische kers, bieslook, citroenmelisse, toorts, goudsbloem, framboos, artisjok, veldsla…
Tuinieren is niet duur als je de natuurlijke processen laat werken.
Compost maken kost niets.
Mulchen doe je met wat je al hebt of met wat je van de buren kunt krijgen: bladeren, snoeisel, stro, grasmaaisel, karton, haksel…
Je vangt regenwater op, in plaats van leidingwater te gebruiken.
Je creëert duurzame systemen: kippen leveren mest, planten voeden en beschermen elkaar, bomen maken schaduw en mulch…
In het begin vraagt een permacultuurtuin wat denken en ontwerpen, en kan het zelfs een beetje zwoegen zijn, maar nadien gaat het net om minder te doen.
Niet wieden, maar bodembedekken.
Niet spitten, maar mulchen.
Niet bemesten, maar composteren.
Niet bestrijden, maar balans creëren via biodiversiteit.
Permacultuur stelt niet de vraag: "Wat moet ik kopen?" maar: "Wat kan ik gebruiken van wat er al is?"